Nynke Boonstra is de allereerste verpleegkundig specialist ggz die in Nederland tot hoogleraar is benoemd. Hoe heeft ze het pad van verpleegkundige naar hoogleraar ervaren? Wat zijn haar plannen? En hoe gaat de ggz daarvan profiteren? Een nadere kennismaking met ‘onze’ professor.
Nynke Boonstra (1975) studeerde verpleegkunde aan de NHL Stenden Hogeschool en verplegingswetenschappen aan de Universiteit van Maastricht. Daarna volgde zij de opleiding GGZ-VS. Ze werkte tien jaar als opleider van vios bij GGZ Friesland. In 2011 promoveerde ze op een onderzoek naar vroegtijdige behandeling van jongeren met een psychotische kwetsbaarheid. Nynke is verpleegkundig specialist ggz en directeur bij KieN-VIP en lector aan NHL Stenden Hogeschool. In februari 2022 werd zij benoemd tot hoogleraar verpleegkunde in de geestelijke gezondheidszorg aan de faculteit geneeskunde van de Universiteit Utrecht. Het hoogleraarschap is een samenwerkingsverband met de Opleidingsinstelling GGZ-VS.
‘Het was echt ongelofelijk. Ik had nooit verwacht dat mijn benoeming zoveel zou losmaken.’ Bij een kop koffie in een café in het hart van Leeuwarden vertelt Nynke Boonstra over de dagen na haar benoeming tot hoogleraar. Het regende felicitaties. Van vrienden, familie, collega’s en van collega-verpleegkundigen uit het hele land. Alsof er een golf van trots door de hele beroepsgroep ging. ‘Wie had dat ooit gedacht toen je in 1997 als twintigjarige verpleegkundige hier in Franker begon’, schreef haar eerste teamleider.
Had je zelf verwacht dat je op deze plek terecht zou komen?
‘Het is nooit mijn doel geweest om hoogleraar te worden. Ik heb zelfs getwijfeld of het wel wat voor mij is, maar het past goed in de route waarin ik zit. En ik vind het ook mijn taak om dit te doen. In het domein van de ggz verpleegkunde was Berno van Meijel de enige hoogleraar. Dat is erg dun voor de academische top van zo’n grote beroepsgroep. Als lector heb ik mijn sporen verdiend dus ik denk dat ik de aangewezen persoon ben om het vakgebied uit te breiden met een tweede hoogleraar.’
Waarom is het zo belangrijk voor de ggz verpleegkunde dat er een hoogleraar is?
‘Door wetenschappelijk te onderbouwen wat de intrinsieke waarde is van het werk van verpleegkundigen, wordt het serieus genomen. En wie serieus wordt genomen, wordt gehoord, erkend en beloond. Bovendien geven de onderzoeksresultaten verpleegkundigen woorden om te vertellen wat ze doen: wie wil dat er geluisterd wordt, moet eerst beter leren vertellen. En dan komen we vanzelf aan tafels te zitten waar beslissingen genomen worden. Wij zijn de grootste beroepsgroep, ook in de ggz, maar nu komen we vaak pas laat of niet aan dit soort tafels. Terwijl de beslissingen veel invloed hebben op ons werk. En op de patiëntenzorg. Als hoogleraar kan ik niet iedereen vertegenwoordigen, maar ik kan wel worden ingezet om onze stem te laten gelden.’
Je twijfelde of het hoogleraarschap wel bij je past. Wat heeft de doorslag gegeven?
‘De puzzelstukjes vielen in elkaar toen Rob Bakker (directeur van GGZ-VS, red) vertelde over de ambitie om de beroepsgroep naar een next level te trekken en een wetenschappelijke master te ontwikkelen voor de verpleegkundig specialistenopleiding. Een hoogleraar maakt onderdeel uit van dat plan. Toen klopte het plaatje met de opdracht die ik mezelf heb gegeven: ik wil zowel de patiëntenzorg als de positie van verpleegkundig specialisten ggz verbeteren. Het is nog niet bij iedereen bekend wat het beroep inhoudt. En dan kan het zomaar gebeuren dat bij het vaststellen van het Landelijk Kwaliteitsstatuut wordt bepaald dat de verpleegkundig specialist niet in alle gevallen regiebehandelaar mag zijn. Een dergelijk besluit is geen onwil, maar kennistekort. Ze weten niet wat we allemaal kunnen. Wij zijn vanuit GGZ-VS goed vertegenwoordigd in de perifere ggz, maar niet in de academische ziekenhuizen. En daar zitten beleidsmakers die veel invloed hebben. Als hoogleraar ben ik een van hen. Ik zit er dichter op, word eerder betrokken en heb meer inspraak.’
Jim van Os is voorzitter van de faculteit waaronder jouw leerstoel valt. Speelde dat nog een rol?
‘Als voorzitter van het Netwerk Vroege Psychose werkte ik al heel prettig met hem samen. Dus ik wist: met Jim wil ik dit wel. Je hebt ook wel iemand nodig die je hierin steunt, want je krijgt wel tegengas. Ik ben daar niet bang voor, maar als een psychiater bang is dat er weerstand komt vanuit zijn beroepsgroep dan lukt het niet.’
Waarom heb je de steun van een psychiater nodig om dit te laten slagen?
‘Het gaat niet om de steun van een bepaalde discipline. Ik ben een pionier; de eerste verpleegkundig specialist ggz die tot hoogleraar is benoemd. Alles is nieuw en dan heb je de gevestigde orde nodig om te kijken waar de ruimte zit om iets te ontwikkelen en nieuwe paadjes aan te leggen. We moeten het samen doen en die ruimte gaan we ook innemen.’
Nynke Boonstra is hoogleraar aan het UMC waar psychiater Jim van Os een beweging van vernieuwing in de ggz aanjaagt.
Jim van Os gaat net als verpleegkundig specialisten ggz uit van co-creatie met de patiënt.
‘Verpleegkundig specialisten ggz worden opgeleid vanuit de holistische visie. Wij kijken naar de klachten én naar krachten, naar hoe iemand functioneert, naar persoonlijke kenmerken en omstandigheden. Je kunt de psychiatrische klachten niet geïsoleerd van de context volgens vaste protocollen behandelen. Je wilt weten wat de etiologie is, wat eronder ligt en wat het levensverhaal is waarbinnen de klachten zijn ontwikkeld. Wij leren het hele plaatje in beeld te brengen en daar op een betekenisvolle manier duiding aan te geven voor de patiënt. De behandeling is vervolgens gebaseerd op co-creatie. En dan zie je dat mensen gemotiveerder zijn om zich te laten behandelen. Die holistische zienswijze wordt in de geneeskunde steeds meer omarmt. In die context is het logisch dat een verpleegkundige nu hoogleraar wordt.’
De weg van verpleegkundige naar hoogleraar is geen gebaand pad. Dat Nynke het zover heeft gebracht is een combinatie van ambitie, kansen zien, pakken en vervolgens zelf uitvinden hoe het werkt. Bij GGZ Friesland was ze de eerste verplegingswetenschapper die een promotietraject startte. Ze regelde zelf een subsidie via een call van de provincie. ‘Er kwam nooit iets binnen over de psychiatrie dus dat vonden ze wel interessant.’
Toen ze klaar was met haar promotie, vertrok de opleider voor de verpleegkundig specialisten. ‘Ik had geen goed beeld wat verpleegkundig specialisten ggz doen; de een werd projectmanager en de volgende teamleider. Pas toen ik het profiel las, bleek dat je er veel meer mee kunt. Daar wilde ik me wel een paar jaar voor inzetten.’ Ze werkte uiteindelijk tien jaar als opleider. GGZ Friesland was de eerste ggz-instelling waar verpleegkundig specialisten als hoofdbehandelaar mochten werken. ‘Dat gebeurde nergens, wij waren de enige. Dat soort mijlpalen vind ik tof.’
Je hebt een belangrijke rol gespeeld in die lobby. Welk verhaal vertel je dan?
‘Mijn verhaal is steeds anders, maar het gaat vaak over dat wij als beste weten wat we niet kunnen en dat het zo belangrijk is. Om ruimte te creëren moet je weten waar je grenzen liggen. Daar moet je eerlijk over zijn en het vooral niet doen. Ik heb veel opgetrokken met de opleiders van de psychiaters en zij zeiden: je moet meer bluffen, maar wij zijn geen bluffers. Wij zijn eerlijk: what you see is what you get. Dat is de kracht van onze beroepsgroep.’
Dat Nynke in de ggz belandde en er haar plek vond, is toeval. ‘Het had niet veel gescheeld,’ lacht ze. ‘Op het hbo-v moest ik in het vierde jaar verplicht stage lopen in de ggz en het leek me verschrikkelijk. Ik had er wel les in gehad, maar ik had er geen beeld bij. Dus ik zei: zet mij maar op een hectische opnameafdeling dan zie ik meteen de echte psychiatrie.’ Het duurde drie weken en ze was om. Ze zag wat verpleegkundigen kunnen doen en raakte gefascineerd. ‘Er was een jongen die was psychotisch. Hij kwam uit dezelfde buurt en hij was net zo oud als ik, maar ik was daar als verpleegkundige in opleiding en hij als patiënt. Had het ook andersom kunnen zijn? Op dat moment kreeg ik hier geen antwoord op, maar het intrigeerde me wel. Als buitenstaander lijkt het alsof de ggz ver van je af staat, maar het kan iedereen overkomen.’
De opleidingsdirecteur van het hbo-v gaf ze als feedback dat het toch jammer was dat ze zo laat in de opleiding leerde over de ggz. Op de dag dat ze afstudeerde als verplegingswetenschapper, belde hij op om haar een baan aan te bieden. Het onderwijs moest op de schop en hij had gewacht tot zij haar onderwijsbevoegdheid had. Zelf had Nynke nooit aan het onderwijs gedacht. ‘Ik had geen idee wat ik in het onderwijs wilde doen, maar ik had A gezegd dus ik moest ook B zeggen.’ Ze werkte een dag in de week bij het hbo-v om het onderwijs over de ggz te ontwikkelen en ook deze keuze bleek een toevalstreffer. Al meer dan twintig jaar combineert ze patiëntenzorg met het onderwijs: als hogeschooldocent, lector en nu als hoogleraar.
Behalve hoogleraar en lector ben je ook directeur bij KieN-VIP, een ggz-instelling voor vroegtijdige innovatie psychosezorg. Drie banen op topniveau. Hoe houd je dat vol?
‘Ik doe gewoon mijn werk en dat vind ik superleuk dus het is niet iets wat ik moet volhouden. Het is ook niet zo dat het strikt gescheiden is. Het werk vloeit in elkaar over en ik kan dingen combineren. Behalve dinsdag, dat is mijn patiëntendag en daar komt niemand aan. Ik zie eigenlijk vooral het voordeel van meerdere banen. Ik kan inzichten vanuit de ene baan gebruiken in de andere en als het op de ene plek even niet lukt, heb je iets anders om je op te richten. Het verdunt ook.’
Wat jij hebt bereikt, kunnen anderen dat ook?
‘Dat denk ik zeker. Het is vooral veel verbinden, publiceren en impact maken. Dat kan met wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke publicaties, maar ook door bij te dragen aan richtlijnen, deel te nemen in netwerken en door presentaties te geven. Je moet toch een beetje een boegbeeld zijn. En je moet het leuk vinden om het zelf uit te vinden. Het is geen gespreid bedje. Het is niet zoals bij andere leerstoelen dat iedereen weet hoe het er precies uitziet. Je moet het leuk vinden om te pionieren.’
En om hard te werken…
‘Ik werk wel veel. Dat moet je leuk vinden. En je moet goed kunnen schakelen, want ik heb ook een gezin. Mijn kinderen zijn 9 en 13 jaar. Mijn man werkt drie dagen dus die kan thuis veel doen, maar ik sta zelf ook wel af en toe op het schoolplein en ik ben coach van het hockeyteam. En als ze een uitvoering hebben dan heeft dat mijn prioriteit.’
Hoe ziet de positie van de verpleegkundig specialist er over tien jaar uit?
‘Over tien jaar zijn er veel meer verpleegkundig specialisten en is het bekender wat zij kunnen. We zien in de psychiatrie al langer dat de focus verschuift van klinisch herstel naar maatschappelijk functioneren. Dat is de corebusiness van de verpleegkundige discipline dus onze rol wordt in de toekomst alleen maar belangrijker. Ook omdat wij dicht bij de cliënt staan en hun taal spreken. Dat is een andere ontwikkeling die we gaan zien: dat we patiënten zelf in de lead zetten en inspraak geven in hoe zij hun behandeling willen vormgeven. En dan moet je goed kunnen luisteren en doorvragen om de vraag achter de vraag goed te kunnen horen.’
Wat betekent dat voor de collegiale verhoudingen?
‘De verpleegkundig specialist heeft zich als regiebehandelaar de afgelopen jaren al bewezen en ik merk dat er steeds meer behoefte aan is, bij cliënten en in organisaties. Ik zie de verpleegkundig specialist ggz bij elke cliënt als de regiebehandelaar. Andere specialisten, zoals een psychiater of een psycholoog, kun je dan inzetten voor specialistische onderdelen. De verpleegkundig specialist houdt het overzicht en zet het traject uit. Bij cliënten in behandeling in de psychiatrie heeft het psychisch lijden immers altijd invloed op het functioneren’.
Wat moet er gebeuren voor het zover is?
‘We moeten vooral veel laten zien wat we doen en ook onderbouwen wat we doen. Dat is mijn rol, maar ik ben niet alleen. Ik hoop dat er veel verpleegkundigen zijn die enthousiast worden en meelopen. Ik zie mezelf vooral als een pionier: ik slinger het aan en als het loopt, kan ik door naar het volgende. Ik hoef niet overal bovenop te zitten.’
Op welke onderzoeksterrein wil je je richten als hoogleraar?
‘We zitten nog in de verkennende fase, maar de kapstok is herstel. Daaronder vallen thema’s zoals de relatie tussen patiënt en hulpverlener, zelfhelend vermogen en veerkracht. We weten bijvoorbeeld dat contact heel belangrijk is, maar waarom is dat zo? En hoe werkt dat dan? Ik wil ook onderzoek doen naar veerkracht, dat is onontgonnen terrein. Ik ben ervan overtuigd dat als we daar meer over weten dat we mensen meer grip kunnen geven en dat ze daar sterker van worden. Daarnaast ben ik bezig met onderzoek naar diagnostiek vanuit een holistisch perspectief. Dat is verankerd in de opleiding voor verpleegkundig specialisten, maar wat is nu goede diagnostiek? Hoe ervaren cliënten dat? En welke tools zouden we daarvoor moeten gebruiken? Je komt toch snel terecht in de bestaande instrumenten die op de klachten zijn gericht. Om het brede perspectief te kunnen zien, zijn andere instrumenten nodig.’
De leerstoel is een samenwerking tussen de Universiteit Utrecht en GGZ-VS. Hoe ziet die samenwerking eruit?
‘Ik ben in een functie terecht gekomen waarin ik verschillende onderzoekslijnen in Nederland met elkaar kan gaan verbinden. Mijn idee is om een onderzoekstructuur op te zetten waarin promovendi, wo- en hbo-studenten samenwerken om meer inzichten te verkrijgen. Dat gebeurt nu nog weinig. En ik wil de praktijk betrekken en met de opleiders bij de instellingen de onderzoekslijnen vormgeven. Dat is waar ik enthousiast van word: samen met de praktijk onderzoek doen en iets toevoegen waar collega’s en cliënten meteen iets aan hebben.’
Hoe ziet dat er in de praktijk uit voor een verpleegkundig specialist in opleiding bij GGZ-VS?
‘De onderzoekinfrastructuur wordt een huis waar we gezamenlijk aan bouwen. Ik heb nu een promovendus die promoveert op mondgezondheid. Zij geeft les bij GGZ-VS en de vios doen onderzoek bij hun patiëntenpopulatie. Hbo-v studenten hebben ook deelonderzoek gedaan. Met elkaar hebben we veel data verzameld die een plek krijgt in het proefschrift. Dat is hoe ik vanuit de leerstoel wil gaan werken. Ook omdat ik hoop dat ik studenten kan verleiden verder te gaan met onderzoek. Dat ze in het kader van de opleiding een eerste artikel schrijven en al een beetje ervaren hoe het is om een proefschrift te schrijven.’
Waarom vind je het zo belangrijk dat verpleegkundigen onderzoek doen of promoveren?
‘Om de positie van verpleegkundigen te verbeteren zijn er mensen nodig in de praktijk en in beleid. Als je het vergelijkt met psychologen en psychiaters zijn er nog veel te weinig verpleegkundigen in bestuursfuncties. Verpleegkundigen met een onderzoekachtergrond, kunnen bovendien ook meeschrijven aan richtlijnen. Ik zit in dat soort commissies voor allerlei richtlijnen rondom de behandeling van psychose en dan zie je dat er weinig onderzoek is gedaan naar de rol van verpleegkundigen. Er wordt veel geschreven over rol van medicatie en psychologische interventies. Alles op het gebied van de verpleegkunde moeten we zelf inbrengen. Als er meer gepromoveerde verpleegkundig specialisten of verplegingswetenschappers zijn, dan heb je ook op die manier invloed op de manier waarop we zorg verlenen en op de zorgstandaarden dus dan krijgt het beroep veel meer handen en voeten. Dan weet je met elkaar veel beter wat je doet en waarom je dat doet.’
Wat zou je willen zeggen tegen de verpleegkundigen in Nederland?
‘Draag bij. Het is niet van mij, het is van ons. Ik ben toevallig hoogleraar geworden en daarmee ben ik de spreekbuis van de beroepsgroep, maar het is niet alleen aan mij om onze stem te laten horen en te vertellen wat we doen en wat we kunnen. Verpleegkundigen zijn te bescheiden. Als ik verpleegkundig specialisten hoor zeggen dat ze een halve dokter zijn, denk ik: daar moet je niet trots op zijn. Wees trots dat je verpleegkundige bent. Het is het mooiste beroep wat er is.’