‘Ik heb de kennis, maar ik kan niet invoelen wat een stoornis betekent’

Leonie Hagedorn, verpleegkundig specialist ggz

Hoe ziet het werk van een verpleegkundig specialist ggz eruit in de praktijk? In een serie verhalen vertellen alumni van GGZ-VS over hun rol, aanpak en toegevoegde waarde. In deze aflevering blikt Leonie Hagedorn met haar cliënt Josien terug op de behandeling.

Leonie Hagedorn werkt sinds 2009 als verpleegkundige in de ggz. Ze werkte in een tbs kliniek, in de jeugdzorg en nu als verpleegkundig specialist ggz bij Altrecht in Utrecht. Ze combineert haar verpleegkundige medische kennis met het holistische denken dat ze leerde als sociaal pedagogische hulpverlener. ‘Ik voel me goed opgeleid in het kunnen zien van patiënten.’

Josien is twintig en maakt het liefst de hele dag pirouettes. Terwijl haar regiebehandelaar Leonie Hagedorn het ene na het andere brandje blust, zingt zij uit volle borst een liedje met een verpleegkundige. Nadat ze een week geleden met ontslag ging, is dit haar eerste bezoek aan de high & intensive care afdeling van Altrecht – de plek waar ze zeven maanden verbleef. Ze bepaalde zelf de ontslagdatum en koos ervoor te vertrekken zonder afspraken over preventie. ‘Als je terug kunt, ga je ook terug,’ zegt ze resoluut. Het is Josien ten voeten uit en illustratief voor de behandeling die ze samen met Leonie vorm gaf, maar waarin haar wensen leidend waren.

Leonie (links op de foto) bezoekt Josien op de camping waar ze na haar ontslag woont.
Het gaat al drie dagen goed met haar, vertelt Josien aan Leonie.
Josien werkt in het animatieteam op de camping.

Het gaat al drie dagen goed met haar, zegt ze tegen Leonie. Ze springt van de tafel. Hop, weer een pirouette.

 

Josien kwam aanvankelijk voor een week naar Utrecht. Om op adem te komen voordat de behandeling bij een christelijke ggz zou starten. ‘Voordat ik hier kwam, zat ik in Leiden op zo’n afdeling, daarvoor woonde ik bij een gastgezin. En toen wilde ik dood.’ Van het vrolijke meisje van zojuist is niet veel over. Waarom ze dood wilde? ‘Weet ik niet’, fluistert ze.

 

‘Een meisje van twintig hoort niet op een gesloten opnameafdeling’

 

De behandelaars uit Leiden vonden Josien een ingewikkelde dame. In de overdracht stond dat er veel drang en dwang was toegepast. Er was sprake van agressie, obstinaat gedrag en weinig samenwerking. Ook tijdens de intake bij Altrecht zei Josien geen woord.  ‘Ach, over een week is ze weer weg’, dacht Leonie en ze besloot het te laten. Maar toen na haar vakantie de ontslagbrief van het meisje nog altijd op haar bureau lag, veranderde ze de strategie. ‘Ik wilde haar er zo snel mogelijk uitwerken: een meisje van twintig hoort niet op een gesloten opnameafdeling. Maar zodra ik haar kamer binnen kwam, keek ze me aan met zo’n blik van: ‘Ik ga niet met je praten en ik ga ook niet weg.’

 

Leonie: ‘Hoe veranderde dat eigenlijk? Er gebeurde iets bij jou, want ik bleef gewoon langskomen.’

‘Ik vond je aardig,’ zegt Josien.

Leonie lacht en vraagt door: ‘Wat is het verschil met andere behandelaars?’

‘Alles. Jij kijkt naar wie ik ben. Jij doet rustig. Als ik iets niet wil, doe je het niet. Bij jou heb ik het gevoel dat je echt wilt helpen. Die anderen dachten: ‘Daar heb je weer zo’n hopeloos geval daar kunnen we toch niets mee.’

Bezoek onze online expo

‘Over het hoofd gezien’

Lees meer 

DSM classificatie

In het begin was het contact kort en moeizaam. Josien wilde weliswaar praten, maar vond het zo spannend dat ze vrijwel direct dissocieerde. Ondertussen deed ze haar best op de afdeling en was de verpleging positief over haar. ‘Dat versterkte mijn gevoel dat ze leerbaar is,’ zegt Leonie. Als je de DSM op Josien naslaat, heeft ze best veel: een eetstoornis, een autismespectrumstoornis, PTSS. De suïcidaliteit, het automutileren en het probleem om emoties te reguleren kan hiermee samenhangen, maar het kan ook iets in haar persoonlijkheid zijn. Het is ingewikkeld, maar als je kijkt naar wie ze is als mens, is het veel minder complex omdat ze jong en leerbaar is.’

 

Terwijl Josien, samen met de verpleegkundigen en andere begeleiders, werkte aan haar gedrag op de afdeling, zocht Leonie naar een andere woonplek – niet op een gesloten afdeling. ‘Zij was bezig, ik was bezig – we konden alleen nog geen verbinding vinden.’ Dat veranderde vanaf het moment dat Leonie andere medicijnen voorstelde.

‘Ze slikte antipsychotica in een rare dosering. Dat zie je vaker bij mensen met een autismespectrumstoornis, maar ik kon nergens terug vinden waarom hiervoor was gekozen. Ik adviseerde haar olanzapine, een atypisch antipsychoticum, omdat het ook wordt gebruikt bij een verstoord zelfbeeld door een eetstoornis. Je komt er niet perse van aan, het boeit je alleen minder.’ Josien was gewend dat haar behandelaar bepaalde welke medicijnen ze kreeg en in welke dosering. Dat het nu met haar werd overlegd, maakte een wereld van verschil.  ‘Dan gaat het tenminste met jou in plaats van alleen maar over jou.’

 

‘Jij wilt echt helpen. Die anderen dachten: ‘Daar heb je weer zo’n hopeloos geval, daar kunnen we toch niets mee.’

 

Het is een shared decision volgens Leonie, en dat is typisch voor een verpleegkundige behandeling. ‘Ik geloof niet dat je iemand in de psychiatrie beter kunt maken, iemand kan alleen zichzelf beter maken. Het is juist die wisselwerking tussen de expert en de cliënt die een behandeling kan laten werken. ‘Als expert heb je kennis, ik weet dat er antipsychotica bestaat die je onverschilliger maakt over eten, maar je kunt niet invoelen wat een stoornis voor een patiënt betekent. Het had gekund dat Josien de eetstoornis in stand wilde houden omdat de onverschilligheid haar te veel stress oplevert. Dan kan ik wel denken dat het beter is, maar als het zoveel stress oplevert dat ze suïcidaler wordt, hebben we niet zoveel gewonnen.’

 

‘Voor mij was dit het moment waarop de samenwerking begon,’ zegt Leonie. ‘Toen ik dit voor je mocht doen, had ik het gevoel dat ik me meer met je mocht gaan bemoeien.’

‘Ik weet het niet meer,’ fluistert Josien.

‘Wat gebeurde er nadat je had geaccepteerd dat ik iets voor je deed?’

Josien: ‘Ik vond het wel chill. Het werkte in ieder geval.’

 

Josien begon Leonie brieven te schrijven. Over haar nachtmerries. Ze wilde meer lorazepam om haar angsten te onderdrukken. Leonie: ‘Ik wist niets van nachtmerries dus via de verpleging vroeg ik waar ze bang voor was. Dat schreef Josien dan weer op.’

 

De angsten van Josien bleken traumagerelateerd, ze had nachtmerries van de dingen die ze had meegemaakt of van het verhaal wat ze ervan had gemaakt. Toen Leonie voorstelde EMDR te doen, ging Josien akkoord. ‘Ik heb het gedaan toen ik zestien was, maar die vrouw was stom. Zij vond dat ik ergens last van had. Ik praatte überhaupt niet met haar.’ Leonie: ‘Tijdens EMDR moet je je meest nare ervaring vertellen en er ook nog eens naar ‘kijken’ waar iemand bij zit. Dan is het echt belangrijk dat je elkaar vertrouwt.’

 

‘Als je de DSM op Josien naslaat, heeft ze best veel, maar als je kijkt naar wie ze als mens is, is het veel minder complex omdat ze jong en leerbaar is.’

 

De relatie had zich zo ontwikkeld dat Josien de behandeling aandurfde met Leonie. Maar toen besefte Leonie zich dat zij het niet aandurfde met Josien. Hoewel het trauma niet zo heel complex bleek, dissocieerde Josien  nog altijd om de haverklap. ‘Wat moet ik dan doen, tegen haar hoofd aan tikken? Ik vond het niet prettig om zo’n intens proces aan te gaan zonder te weten wat er in haar hoofd omgaat.’ Een klinisch psycholoog die Leonie om advies vraagt, raadt aan Josien zelf te laten zoeken naar een oplossing. Dus zegt Leonie tegen haar: ‘Je moet dit onder controle krijgen. Anders kan ik je niet helpen.’

Leonie: ‘En toen kreeg je het onder controle. Hoe ging dat eigenlijk?’

 

‘Gewoon bedenken wat helpt, zegt Josien. ‘Als je erover nadenkt, denk je ‘koud’ dus een icepack aanraken kan misschien helpen, want dat is weer een nieuwe prikkel. Nu doen we het met de bal overgooien.’

‘In het begin had je ook spasme-achtige trekken met je handen of kneep je jezelf heel hard. Dat is ook minder.’

‘Dat heb ik niet bewust gedaan.’

 

‘Iedereen die met mensen werkt, kan ook iets vinden in zichzelf waardoor je begrijpt en voelt hoe moeilijk het kan zijn.’

 

Leonie geeft haar nog een compliment over het eten: ‘Dat gaat ook goed. Ik vond een briefje van de verpleging waarop stond in hoeveel stukjes jouw brood gesneden moest worden. Dat ging ver. Toen hebben we gezegd: je moet verantwoordelijkheid nemen. Wij gaan niet jouw brood smeren: je bent twintig, geen drie. En je moet het ook zelf eten. Als je dat niet in ziet, wordt het ingewikkeld.’

Josien: ‘ik vond het vooral vet toen we die eetmanager niet meer deden. Ik moest elke week een eetdagboek maken. Dat hield de eetstoornis in stand, want je bent er continu mee bezig. Toen we stopten ging het beter.’

‘Je zei dat het eten een uiting is van wat binnen niet lekker zit. Er moest diepgang gezocht worden.’

‘Ik dacht ook: wat heb ik eraan om met eten te rotzooien? Als ik 25 ben en ik kijk terug op deze tijd dan zie ik dat ik zat te zeuren omdat ik geen boterham wilde eten. Dat is natuurlijk onzin.’

Een patiënt verantwoordelijk maken voor zijn gedrag, betekent niet iemand laten zwemmen. Tegen Josien zei Leonie: ‘Je moet het zelf uitzoeken, maar ik ben er voor je. Ik kan je helpen en ik vertel alles wat ik weet.’ Dus als ze een collega of een supervisor raadpleegde, deelde ze haar aantekeningen met Josien.

 

 

Josien leerde rekening te houden met zichzelf en zich niet te forceren. Langzaam nam ze meer regie over haar behandeling en haar leven. Soms tot verbazing van Leonie. Na een time-out van drie dagen – er waren te veel pogingen om zichzelf iets aan te doen – zei Josien bijvoorbeeld dat ze niet meer wilde dat haar ouders werden geïnformeerd als het niet goed met haar ging. ‘Ik wil niet dat ze zich zorgen maken. En ik wil dat er met mij zelf wordt gesproken, op een volwassenen manier. Ik ben geen drie meer.’

 

Leonie: ‘Ze vertelde ons zelf hoe ze het wil hebben en dat hebben geformaliseerd. We hebben haar ouders ingelicht dat Josien het eerst wil oplossen en dat zij vervolgens op de hoogte worden gesteld van het plan in plaats van dat ze onderdeel worden van het plan. En we hebben haar besluit opgenomen in het EPD zodat andere artsen haar voorkeur kennen voor als wij er niet zijn of er in het weekend iets gebeurd.’

 

‘Je leert het leven pas als je echt leeft. Dat is eerst een beetje vallen en daarna sta ik ook weer op.’

 

Josien bepaalde uiteindelijk ook haar eigen ontslagdatum. Binnen de richtlijn van Leonie, maar eerder dan ze had verwacht. ‘Hier kom ik niet verder,’ zegt ze. ‘Je leert het leven pas als je echt leeft. Dat is eerst een beetje vallen en dan sta ik ook weer op.’ Hoewel Leonie schrok van haar vertrek, heeft ze er alle vertrouwen in. ‘Ik ben ervan overtuigd dat ze het aan kan. Ze heeft de afgelopen zeven maanden laten zien dat ze heel leerbaar is en dingen op een verantwoorde manier kan oplossen. Josien is een charmante jonge vrouw met veel talenten. Om haar hier te houden, dat is niet goed voor haar zelfvertrouwen.’

 

 Josien woont in de zomerperiode op een camping waar ze animatiewerk doet. Leonie en de psychiater bij Altrecht maken deel uit van het opvangteam. Op 1 september start Josien de behandeling bij het dr. Leo Kannerhuis, een centrum voor autisme, waar ze ook gaat wonen.