Hoe ziet het werk van een verpleegkundig specialist ggz eruit in de praktijk? In een serie verhalen vertellen verpleegkundig specialisten ggz aan de hand van één specifieke cliënt over hun hun rol, aanpak en toegevoegde waarde.
Marnix Asscheman is verpleegkundig specialist ggz bij Brijder Web en gespecialiseerd in verslavingszorg. Tot zijn dertigste werkt hij in commerciële banen, onder andere bij een bank. Nadat hij het roer heeft omgegooid, volgt hij de hbo-v opleiding bij de Parnassia Groep en studeert hij in 2018 bij GGZ-VS af als verpleegkundig specialist ggz. ‘Al na drie weken als leerling-verpleegkundige dacht ik: had ik dit maar tien jaar eerder gedaan.’
De cliënt | Lisette is een 36-jarige lerares in het basisonderwijs. Elke dag gaat ze om half acht naar haar werk, om half zes gaat ze weer naar huis. Ze maakt meer uren dan nodig is. Af en toe is de leerlingen behoorlijk zat. Maar Lisette is een perfectionist, en bovendien: er is thuis niemand die op haar wacht. Ze heeft geen actief sociaal leven, geen verkering en weinig vrienden of familie met wie ze afspreekt. Hoewel ze haar rijbewijs heeft, is ze bang om in de auto te stappen. Als ze een keer een feestje heeft, ziet ze er tegenop. Maar ze moet erheen, houdt ze zichzelf voor. Lisette heeft een hoge verwachting van het leven. De gedachte dat ze daar niet aan voldoet, levert spanning op. De pijn en de frustratie ebt weg na een fles wijn. Ze drinkt dagelijks, maar nooit zoveel dat ze de controle verliest. Drinken heeft een functie: het dempt haar eoties en ze voelt zich zekerder. Lisette is ervan overtuigd dat ze drank nodig heeft om zich soepel te kunnen gedragen in sociale situaties. Tegelijkertijd beseft ze dat alcohol niet de oplossing is. Daarnaast lijdt haar gezondheid onder het alcoholgebruik: ze heeft longproblemen en een traag werkende schildklier waardoor ze zwaarder is dan ze graag zou willen.
De organisatie | Via de huisarts komt Lisette terecht bij Brijder Web, een onderdeel van de Parnassia Groep gespecialiseerd in herstelgericht werken in de verslavingszorg. Brijder Web is vijf jaar geleden opgericht als een ‘proeftuin’. De behandelaren werken niet met een geprotocolleerd behandelaanbod, maar vraaggericht. Dat begint bij de inschrijving; via profielen op de website kiest een cliënt zelf zijn behandelaar. Vervolgens spreken zij samen af waar en wanneer de behandeling plaatsvindt. Lisette kiest voor Martine, een maatschappelijk werker met een zachte uitstraling die is gespecialiseerd in de Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB). Martine vraagt Marnix als regiebehandelaar. Hij maakt de DSM classificatie, een beschrijvende diagnose en de verwijsbrief, overlegt met Martine over de behandeling en schuift aan bij gesprekken als dat nodig is. Lisette laat hij weten dat hij op de achtergrond meekijkt met de behandeling. Bij vragen kan ze hem ook rechtstreeks benaderen en hij geeft haar zijn zakelijke telefoonnummer.
De behandeling | De behandeling bij Brijder is herstelgericht. Dat betekent dat een behandeling niet meteen hoeft te gaan over waar een cliënt mee wil stoppen, maar in welke rollen hij wil herstellen. Marnix: ‘Mensen die gebruiken zijn zichzelf vaak kwijt, maar ook hun partner, kinderen of werk. Dat het samenhangt met het gebruik is evident, maar ze hoeven van mij niet meteen te stoppen. Dat is soms pas stap zeven. We gaan eerst kijken naar: Wie ben je? Waar hoop je op? Wat zijn je valkuilen? En hoe ziet je steunsysteem eruit?’
Lisette begint haar behandeling bij Martine met gedragsexperimenten. Het is niet belangrijk of een experiment lukt of niet. Het gaat om de ervaring. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als ze om acht uur begint met drinken in plaats van om zes uur? Of als ze op een feestje niet drinkt? Lisette registreert wat ze voelt, leert gevoelens verdragen en ervaart dat er niets gebeurt als ze niet drinkt. Steeds vaker laat ze de wijn staan. Om een stok achter de deur te hebben, vraagt ze om refusal, een reversiemedicijn waardoor ze doodziek wordt als ze toch drinkt.
Gedurende de behandeling krijgt Lisette grip op haar leven. Maar ze komt ook nergens, want ze is moe en lusteloos – deels een bijwerking van de medicijnen. ‘Kan de dosis verlaagd worden?’, vraagt ze Martine. Omdat het over de medicatie gaat, sluit Marnix aan bij het gesprek. Het is niet de eerste keer dat Lisette de dosis wil verlagen dus hij stelt voor om helemaal te stoppen. ‘Het maakt niet uit of je iets meer of minder slikt. Als je drinkt, word je toch wel ziek. Je bent hooguit een beetje minder moe, maar een kleine aanpassing zorgt niet voor grote gevolgen,’ zegt hij. Tijdens een goed gesprek met Lisette legt hij uit dat het gaat om commitment. ‘Die pillen doen niets als je ze niet inneemt.’ Ze heeft ondertussen vaardigheden geleerd om de grip op haar leven te krijgen en ze hangt naar zijn mening te veel op aan het medicijn ten koste van zichzelf. Lisette begrijpt dat het voor haar zelfvertrouwen en herstel beter is als ze stopt met de medicijnen, maar ze vindt het ook heel eng. Als ze weggaat, stopt Marnix de refusal in haar tas. Voor als ze het niet volhoudt. ‘Ga maar,’ zegt hij. ‘Doe maar. Ik weet zeker dat je het kunt.’ Dat heeft nog nooit iemand tegen Lisette gezegd.
Drie weken later belt ze op: het is het beste wat ze hadden doen. Ze gaat weer naar feestjes. Tijdens de borrel op vrijdagmiddag drinkt ze al vier weken cassis. Net voor ze kan gaan twijfelen aan zichzelf, komt er een appje binnen van Marnix: ‘Hoe is het? Lekker gewerkt deze week? En wat goed dat je niet drinkt.’
Helicopterview | Marnix signaleert dat de medische interventie, die een stok achter de deur zou moeten zijn, Lisette eerder belemmert dan helpt. ‘We zaten vast in waar we de mond vol van hebben: herstelgericht. Maar als verpleegkundig specialist ggz kijk ik naar de gevolgen van de medische interventie en naar de mens achter het verslavingsprobleem. Dan zie ik dat ze moe is, nergens meer komt. Dat ze een verstoord zelfbeeld heeft en weinig zelfvertrouwen. Dan helpt het als iemand zegt: ‘Ga maar, doe maar.’ Dat is niet herstelgericht volgens de herstelvisie, want zij moet zeggen wat ze wil en dat gaan wij faciliteren. Maar soms weet een cliënt het zelf ook niet en dan moet je als behandelaar een stap durven zetten.’
Hoop geven | Lisette dacht dat ze niet zonder alcohol kon en niet zonder refusal. Marnix stimuleerde haar om dat wel te durven. Hij verwacht dat ze dezelfde truc straks nog een keer gaan krijgen, want Lisette moet straks verder zonder vangnet en ze is ervan overtuigd dat ze dat niet kan. ‘Maar elke keer als wij zeggen: ‘Kom maar’, zeggen we eigenlijk: ‘Je kunt het nog niet alleen. Terwijl ik haar boodschap wil geven: ‘Doe maar! Het ergste wat er kan gebeuren is dat het niet lukt. Dan weten we dat. Ze legt de lat zo hoog.’
Hij maakt haar bewust van de volgende stap en bekrachtigt hij wat ze heeft bereikt door bijvoorbeeld terug te grijpen op de ervaring met de refusal. ‘Hoop bieden is de essentie van wat we hier doen. Maar ook weten wat je niet kunt, dat is ook heel verpleegkundig specialistisch. Herstelgericht heeft als valkuil dat je blijft hangen in het idee dat er een ‘utopia’ is, maar je moet ook realistische verwachtingspatronen creëren.’
Verpleegkundig klinisch redeneren | Marnix gaat in zijn behandeling te werk volgens de verpleegkundige PES-structuur: Wat is het probleem? Wat zijn de factoren die de klachten of het probleem veroorzaken of in stand houden? En hoe komt het probleem tot uiting? Dit verpleegkundig klinisch redeneren komt er volgens hem op neer dat je het probleem in de context plaatst en op zoek gaat naar waar de veranderbaarheid zit. Marnix: ‘Lisette heeft bijvoorbeeld een belaste jeugd gehad waardoor ze zich moeilijk kan hechten en weinig zelfmanagement vaardigheden heeft kunnen ontwikkelen om zich staande te kunnen houden in het leven. Ze kan niet naar zichzelf kijken en denken: wat is het ergste dat er kan gebeuren en dat voor lief nemen. Daardoor komt ze nergens. Wat betekent dat ze weinig structuur heeft en veel tijd om te drinken. Dat leidt er toe dat ze weinig activiteiten heeft en weinig energie wat vaak samenhangt met een eetpatroon, want mensen die veel drinken eten vaak weinig.’ Samen met Lisette heeft hij gekeken naar haar weekritme, slaap- en eetpatroon en naar hoe ze vrienden kan maken. ‘Je moet niet bang zijn om ergens anders te beginnen dan waar een cliënt voor komt,’ zegt hij. ‘Dan gaat het over hoop en perspectief bieden, dat zie ik als mijn ultieme taak. Ik kan haar niet beschermen voor alles wat op haar weg komt, maar ik kan haar wel laten inzien dat ze grip op haar leven kan hebben als ze er anders naar een situatie kijkt. Als niemand tegen haar had gezegd dat ze moest stoppen met de refusal, had ze het misschien nog wel twee jaar genomen met alle gevolgen van dien. Ik heb het veilig gemaakt door tegen haar te zeggen: ‘Je mag me altijd bellen en stop er eentje in je tas.’ Het is het creëren van hoop en vertrouwen in jezelf.’
Relatie opbouwen| Marnix is regiebehandelaar van Lisette. Een rol die je volgens hem heel verschillend kunt invullen. ‘Je kunt af en toe invliegen, een vink zetten en een hand schudden óf je kunt een relatie opbouwen.’ Marnix, die veertig cliënten heeft en van nog eens zestig andere cliënten de regiebehandelaar is, kiest duidelijk voor het laatste. Tijdens de acht maanden durende behandeling van Lisette heeft hij zo’n vijftien keer contact met haar gehad. Via een gepland gesprek, maar ook door een gesprek aan te knopen als ze langskomt om een labformulier op te halen of via een simpel appje. ‘Een berichtje krijgen doet vaak wonderen, daar kan geen therapeutische sessie uit een boek tegenop.’